De dag dat Aukje me toevertrouwde dat ze een knobbeltje in haar borst had, zal ik nooit vergeten. Na een bezoek aan onze huisarts kregen we te horen dat we een week moesten wachten voordat er onderzoek plaatsvond. Deze week leek oneindig te duren. We zeiden niks tegen onze kinderen of onze ouders om hen niet onnodig bang te maken.

Een week later waren we samen in het ziekenhuis om foto’s, een echo en een punctie te laten maken. De arts die de punctie verrichtte stelde ons gerust. Volgens hem was er sprake van een cyste. Er was niets om ons zorgen over te maken. Hij besloot niet mee te werken aan een versnelde procedure. Over een week konden we nog even bellen voor de definitieve uitslag. Opgelucht liepen we door de lange gang van het ziekenhuis. We besloten in een restaurantje de positieve uitslag te vieren met een kop warme chocolademelk en iets lekkers erbij. De jongens vertelden we over de spannende week die achter ons lag, waarin we hen niet onnodig bang wilden maken. We konden nu onze opluchting en dankbaarheid met hen delen. Ook onze ouders en naaste vrienden lieten we delen in onze blijdschap. In het volste vertrouwen pakten we ons leven weer op.

Een week later belde Aukje de arts. Hij viel met de deur in huis: “Sorry, we hebben ons vergist. Er zijn kwaadaardige cellen gevonden. Wilt u zo snel mogelijk met uw man naar het ziekenhuis komen?” Vanaf dit moment was het alsof we in een foute film terecht waren gekomen. Toen we weer naar huis reden zagen we er tegenop om het onze jongens te vertellen. Ons leven werd geschud en we wisten dat dit ook hun jonge levens zou doen schudden. Thuisgekomen vertelden we het onvoorstelbare. Het verdriet in hun ogen zal ons altijd bijblijven. De oudste twee deden aandoenlijk hun best om hun emoties in bedwang te houden. De jongste twee huilden. Ook ons lukte het niet om onze ogen droog te houden. We waren samen verdrietig. Onze jongste zoon vroeg me: “Gaat mama nu dood?” Wat moest ik hierop antwoorden? De enige zekerheid die we hadden was dat God in zijn Woord belooft bij ons te zijn.

Ik deed een belletje naar onze ouders en vroeg of ze bij ons langs wilden komen, omdat we iets met hen wilden delen. Ik herinner me hoe vooral Aukjes moeder geschokt was en de hoop al bijna liet varen. Zij verloor twee zussen en haar vader aan kanker. Hoe onzeker alles ook was, we besloten dat we ons niet door doemscenario’s zouden laten leiden. Psalm 23 werd de psalm die ons door dit donkere dal zou leiden. We wisten en weten dat Jezus de bron van alle hoop is. Hoe dit verhaal ook zou aflopen: Hij is altijd bij ons. Als gezin en familie zochten we samen Gods aangezicht en baden we voor de tijd die voor ons lag. Terwijl Aukje haar tranen wegveegde, vroeg zij de jongens of ze alsjeblieft wilden helpen ons huis te vullen met hun grapjes en alledaagse vrolijkheid.

De dag voordat Aukje geopereerd zou worden om het knobbeltje uit haar borst te laten verwijderen, benadrukte de arts opnieuw dat hij rigoureus zou ingrijpen als een borstsparende operatie niet genoeg bleek te zijn. Aukje heeft hem hiervoor toestemming gegeven. De avond voor de operatie las ze Psalm 23 uit Het Boek. Er was één vers dat er uitsprong: ‘Zelfs als ik door een donker dal moet lopen, ben ik niet bang, want U bent dicht bij mij. U bewaakt mij en gaat de hele weg met mij mee’ (vers 24). Aukje ervoer diep vanbinnen een onbeschrijfelijke rust.

Voordat ze de volgende ochtend haar medicatie zou krijgen om naar de operatiekamer te gaan, vroeg Aukje aan de dienstdoende zuster of zij het kaartje dat ze aan de arts geschreven heeft aan hem wilde overhandigen, voordat hij met de operatie begon. Enkele dagen daarvoor had de chirurg haar namelijk gevraagd of ze nog vertrouwen in hem had, nadat er in eerste instantie een verkeerde diagnose was gesteld. Aukje wilde door dit kaartje duidelijk maken dat ze zich aan hem kon
toevertrouwen, omdat ze haar leven aan God had toevertrouwd. Het geschreven kaartje ging met Aukje mee de operatiekamer in.

De operatie duurde langer dan verwacht. De arts had mij beloofd dat hij mij na de operatie telefonisch op de hoogte zou brengen. Maar door miscommunicatie bleef dit telefoontje uit. Ook dat nog. Ik wandelde, zonder te weten hoe de operatie was verlopen, naar haar kamer. Er was niemand die me kon vertellen hoe het met Aukje was. Mijn telefoon bleef stil en ik voelde me hondsberoerd. Ik hield het niet langer uit en ben richting de uitslaapkamer gelopen. Op dat moment zag ik in de gang hoe een verpleegkundige Aukje in een bed naar haar kamer duwde. Aukje was nauwelijks bij bewustzijn en kreunde van de pijn. “En?”, vroeg ik aan de zuster. Ze keek me niet begrijpend aan. “Hebben ze u niet gebeld?” vroeg ze verbaasd.

Ik voelde me boos, verdrietig en lamgeslagen. Eerst wordt er een verkeerde diagnose gesteld en vervolgens vergeet de chirurg mij op de hoogte te houden. Dan wordt het wel heel erg moeilijk om nog vertrouwen in het medische team te hebben. Ik bleef alleen met Aukje achter en kon niets anders dan voorzichtig tussen de slangetjes en het verband kijken of haar borst er nog zat of niet. De tranen liepen over mijn gezicht, niet om wat ik zag – het bleek een borstsparende operatie te zijn geweest – maar vanwege mijn machteloosheid. Juist nu wilde ik er voor Aukje zijn, voor haar vechten, alles geven om haar lijdensweg te verlichten. Maar het voelde alsof mijn handen gebonden waren.

Toen ik jaren later met Aukje het boek U bent altijd bij mij over Psalm 23 schreef,hebben we de tijd waarin Aukje kanker had opnieuw beleefd. Tijdens het schrijven vertelde Aukje over haar worstelingen en over haar angsten die ze destijds voor mij verborgen had gehouden. Ik heb toen de nodige tranen gelaten. Ik voelde me tekortgeschoten. Ik had haar beloofd dat we er samen doorheen zouden gaan. Nu hoorde ik dat ik het niet waar had kunnen maken. Op deze dag ontdekte ik dat het ten diepste onmogelijk is om met iemand mee te lijden. We zeggen het wel, maar we kunnen het niet echt. Ten diepste kon ik niet voelen wat Aukje voelde. Een deel van haar lijdensweg moest zij alleen gaan.

De vraag drong zich aan mij op: wat betekent het dat in wezen niemand met je mee kan lijden? Ben je dan aan jezelf overgeleverd? Sta je er dan helemaal alleen voor? Gelukkig niet. De profeet Jesaja verwoordde het ongrijpbare. Hij schreef over de benauwenissen van het volk Israël: ‘In al hun benauwdheid was Hij benauwd’ (Jesaja 63:9). Deze woorden hebben mij diep geraakt. God is de enige die echt met ons mee kan lijden. Onze nood is Zijn nood. Onze pijn is Zijn pijn. In onze benauwdheid is ook Hij benauwd. Hij blijft ons vasthouden. Daarin toont Hij de grootheid van Zijn liefde. Wat hebben we toch een goede Herder!

Uit: Met een lach en een traan