Het eerste wonder van het kruis

De laatste week voor zijn sterven kwam Jezus elke nacht naar de Hof van Gethsemané om te bidden: ‘Overdag leerde Hij in de tempel, doch de nachten bracht Hij buiten door op de berg, Olijfberg genaamd’ (Lucas 21:37). Ook de laatste avond, nadat Jezus om ongeveer negen uur ’s avonds met zijn discipelen de Paasmaaltijd had beëindigd, vertrok de kleine groep oostwaarts richting de Olijfberg. Jezus was in gezelschap van elf discipelen. Judas had tijdens de maaltijd de bovenzaal verlaten om zijn meester te verraden.

Jezus’ worsteling
De eerste keer dat Jezus zijn bloed voor ons gaf was in de Hof van Gethsemané. De Hof was eigenlijk een boomgaard met olijfbomen. Waarschijnlijk had er ooit een olijfpers gestaan. Gethsemané betekent namelijk olijfpers, daar waar de olijven geperst worden tot ze knappen en het rode vocht tevoorschijn komt. Dat is wat er gebeurde met Jezus in de Hof van Gethsemané. Op deze plaats vond de meest dramatische worsteling in de wereldgeschiedenis plaats: de worsteling van Jezus met onze zonden.

Toen Jezus in de Hof van Gethsemané aankwam overviel Hem een wurgende angst. Hij wierp zich op de knieën en begon tot God te roepen. De discipelen wisten noch begrepen wat er zich deze avond afspeelde in de Hof van Gethsemané. Ze hadden geen besef van wat Jezus doormaakte. Het was hun zoveelste avond die ze met Jezus doorbrachten op de Olijfberg. Verzadigd van de late maaltijd viel de één na de ander in slaap. Beroofd van iedere menselijke steun werd Jezus dodelijk beangst. Deze worsteling was zo hevig dat zijn zweet als bloeddruppels op de aarde viel (Lucas 22:44). De vraag is niet of het mogelijk is dat Jezus bloed heeft gezweet. Dit fenomeen staat namelijk medisch bekend onder de naam hematidrosis. De werkelijke vraag is: wat heeft Jezus zo’n enorme strijd gekost dát Hij bloed begon te zweten?

Hoewel Jezus wist welke helse pijnen Hem in zijn lichaam te wachten stonden, was dat niet wat Hem zo’n dodelijke angst bezorgde. Hij vroeg in zijn worsteling niet of zijn Vader Hem de kruisdood wilde besparen. Jezus smeekte God niet het kruis, maar ‘de beker’ bij Hem weg te nemen: ‘Vader, indien U wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede’ (Lucas 22:42).

De beker van Gods gramschap
Over welke beker had Jezus het? Waar zag Hij zo vreselijk tegenop dat zijn ziel werd overmand door dodelijke angst? Het antwoord op deze vraag vinden we bij de profeten uit het Oude Verbond. Jeremia sprak over ‘de beker van Gods gramschap’, die door de zonden van de volkeren tot de rand gevuld is met Gods toorn. De volken moeten deze beker, die gevuld is met hun eigen zonden, zelf leegdrinken. Het gevolg daarvan is dat zij vanaf dat moment zullen worden verlaten, gehaat en vervloekt. Deze beker, die voor de volken bedoeld was, werd voorgehouden aan Jezus: ‘De Here, de God van Israël, zei vervolgens tegen mij: Neem deze beker met wijn uit mijn hand. Hij is tot de rand gevuld met mijn toorn. Laat alle volken, naar wie Ik u stuur, uit deze beker drinken. Zij zullen eruit drinken en wankelen, dol geworden door de dodelijke zwaardstoten waarmee Ik hen zal treffen. Dus nam ik de beker met toorn uit de hand van de Here en liet alle volken eruit drinken, elk volk naar wie Hij mij had gestuurd. Ik ging naar Jeruzalem en naar de steden van Juda en hun koningen en bestuurders dronken uit de beker. Vanaf dat moment werden zij daarom verlaten, gehaat en vervloekt, zoals vandaag nog het geval is’ (Jeremia 25:15-18, HB).

Zo sprak Jezus tot de geestelijke leiders van zijn tijd dat hun levensbekers er aan de buitenkant wel mooi opgepoetst uitzagen, maar van binnen waren deze, als gevolg van hun zonden, vol dodelijk gif (Matteüs 23:25-26). Ook wij zouden onze eigen levensbeker, die tot de rand toe gevuld is met onze eigen zonden, leeg moeten drinken met als gevolg dat wij gehaat, vervloekt en verlaten zouden worden. Met als eindresultaat de eeuwige dood!

Jezus dronk de beker leeg
Jezus wist in de Hof van Gethsemané dat Hij hiervoor naar de wereld gekomen was. De Man zonder zonde, wiens levensbeker alleen maar gevuld was met liefde, vrede, trouw, geduld, vriendelijkheid, mildheid, tederheid, blijdschap en zelfbeheersing (Galaten 5:22). Zijn beker zou op dat moment gevuld worden met overspel, ontucht, vuiligheid, losbandigheid, afgoderij en spiritisme, haat, ruzie, nijd, drift, rivaliteit, onenigheid, sektarisme, jaloezie, dronkenschap, onmatigheid en al het andere dat onze zondige natuur heeft voortgebracht (Galaten 5:19-21).

In Gethsemané, de olijfpers, werden jouw en mijn zonden, elke perversiteit van de wereld, samengeperst in die ene beker. De zonden van de serieverkrachter, van de onmenselijke dictator Adolf Hitler door wie zes miljoen Joden werden vergast en vermoord, elke wreedheid, lust, haat, onvergevingsgezindheid werd samengeperst in die ene beker. Alle zonden van de hele wereld – van Adam tot en met de laatstgeborene – werden geconcentreerd in deze beker die door Jezus gedronken zou worden.

De zondebok
De Man zonder zonde, die zo zuiver en puur was dat wij er ons geen voorstelling van kunnen maken, werd in alle delen van zijn goddelijke natuur geconfronteerd met alle zonden van ieder mens die reeds geboren was of nog geboren zou worden. De zondelast van de hele wereld drukte zo zwaar op Hem dat Hij het idee had dat zijn ziel werd samengeperst. De Bijbel zegt dat God ‘Hem, die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde heeft gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem.’ Een andere vertaling zegt: ‘Christus heeft geen zonde gekend, maar om ons heeft God op Hem de zondelast gelegd, om ons door onze eenheid met Christus rechtvaardig te maken’ (2 Korintiërs 5:21, GN). Jezus maakte zich vrijwillig een met onze zonden.

Jezus onderging in de Hof van Gethsemané hetzelfde als de zondebok op de Grote Verzoendag. Zoals de hogepriester zijn handen op het bokje legde en daarmee alle zonden van het volk Israël op het dier werden gelegd, zo legde God de zonde van de hele wereld op Jezus. Hij is het vlekkeloos en onberispelijk Lam van God, dat de zonde van de hele wereld zou wegnemen. Hiermee ging de 700 jaar oude profetie van Jesaja in vervulling: ‘God legde de schuld en zonden van ons allen op Hem’ (Jesaja 53:6, HB). Dit was wat Johannes de Doper voorspelde dat zou gaan gebeuren: ‘Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Johannes 1:29).

De kloof
Op het moment dat Jezus God het hardst nodig had, ontstond er een onoverbrugbare kloof tussen Hem en zijn Vader. Want zonde brengt scheiding tussen God en mensen. Zonde doet Gods aangezicht voor ons verborgen zijn (Jesaja 59:2). Voor Jezus kon geen uitzondering gemaakt worden! God kon niet bij Hem zijn. Dit was waar Jezus al die tijd tegenop heeft gezien: geconfronteerd te worden met de zonde van de wereld en daardoor gescheiden te worden van zijn Vader. Hij, die zonder zonde was, werd tot zonde gemaakt! De Hebreeënschrijver zegt: ‘Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst’ (Hebreeën 5:7). Als antwoord op Jezus’ gebed stuurde God een engel uit de hemel, om Hem bovennatuurlijke kracht te geven om op een koninklijke wijze de laatste achttien uur te doorstaan (Lucas 22:43). God gaf Jezus bovennatuurlijke kracht, moed en liefde om voor ons tot het uiterste te gaan.

Jezus werd diep geraakt
Zonde wordt in de Bijbel ‘de angel van de dood’ genoemd (1 Korintiërs 15:56, WV). Deze angel drong diep door in Jezus’ ziel, in zijn geest en lichaam. In alle gebieden van zijn zondeloos leven werd Hij geconfronteerd met onze zonden. Dit was zo tegennatuurlijk voor Hem! Het was alsof er een film werd gedraaid waar Hij middenin zat. Jouw en mijn zonden werden als het ware op zijn netvlies geprojecteerd. Met al zijn zintuigen en emoties reageerde Hij hierop. Net als toen Hij door satan verzocht werd in de woestijn en deze ook toen inspeelde op zijn emoties en zintuigen (Lucas 4). Toen Jezus honger had, probeerde satan Hem te verleiden een steen te veranderen in brood. Jezus kon het versgebakken brood als het ware ruiken! Vervolgens werd Hij weggevoerd naar het dak van de tempel om hier vanaf te springen. Toen hoorde Hij in de geest: ‘Toe, spring dan! Laat ons eens zien wie je bent!’ Op deze momenten zal Jezus gevoeld hebben hoe de adrenaline door zijn lichaam gierde. Op dezelfde wijze werd Jezus in heel zijn wezen geconfronteerd met onze zonden. Hij worstelde ook met jouw zonden in zijn lichaam, in zijn ziel en in zijn geest.

Voorproef van de hel
Jezus’ levensbeker werd gevuld met de zonden van de hele wereld en Hij begon deze leeg te drinken. Slok voor slok. De Bijbel zegt dat Hij toen de dood gesmaakt heeft (Hebreeën 2:9). Al zijn zintuigen waren hierbij betrokken. Bij elke slok proefde Hij onze emoties. Hij proefde de bloeddorstige haat van de moordenaar, maar ook de hevige paniek van het slachtoffer. Hij rook het bloed dat onschuldig heeft gevloeid en proefde het sperma dat met geweld is uitgestort. Hij hoorde de angstkreten en zag de gevolgen van de macht van de zonde in de hele schepping. Hij, die honderd procent zuiver was in al zijn emoties, werd geconfronteerd met emoties die Hem wezensvreemd waren: angst, haat en verlammend verdriet. Wat Jezus hier meemaakte, was niets anders dan een voorproef van de hel. Toen Jezus zei: ‘Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe’ (Marcus 14:34), gebruikte Marcus een Grieks woord voor ‘tot stervens toe’ (thanatos) dat letterlijk betekent: de ellendige toestand van de goddelozen in de hel. Dat is wat Jezus meemaakte in de Hof van Gethsemané. Alle duivelse machten, overheden en krachten kwamen op Jezus af om Hem te bespotten, aan te klagen, te veroordelen en te pijnigen. Maar Jezus ging liever naar de hel voor jou dan naar de hemel zonder jou!