Het zesde wonder van het kruis

Met de doornenkroon op zijn hoofd en de rode soldatenmantel over zijn kapotgeslagen rug gehangen, werd Jezus door Pilatus publiekelijk tentoongesteld met de beroemd geworden woorden: ecce homo (‘zie de mens’). Mogelijk kon Jezus zich nauwelijks staande houden. Zijn bloed stroomde over zijn gezicht en doordrenkte de soldatenmantel. Pilatus deed alle moeite om Jezus vrij te laten. Maar liefst drie keer zei hij dat Jezus onschuldig was. De machtige Pilatus was echter een marionet in Gods handen. Het was Gods plan dat Jezus, als een onschuldig lam, vrijwillig zijn leven zou afleggen om na drie dagen op te staan uit de dood. De Joden begonnen te schreeuwen: ‘Als u hem vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer!’ Amicus caesaris (‘vriend van de keizer’) was een erenaam voor hooggeplaatsten in het Romeinse rijk. Als de Joden een aanklacht tegen Pilatus indienden, zou hij deze bevoorrechte positie verliezen en in ongenade vallen bij keizer Tiberius. Pilatus was niet bereid zijn aardse positie op te geven voor deze hemelse Koning. Hij kon de kruisiging niet langer tegenhouden. Niet ten koste van zichzelf. Hij waste zijn handen in onschuld en gaf het bevel Jezus te laten kruisigen.

Op weg naar Golgotha
De soldatenmantel werd op ruwe wijze van Jezus afgenomen, wat een verschrikkelijke pijn veroorzaakte. Hierdoor openden de wonden zich opnieuw, waardoor Jezus opnieuw begon te bloeden. Op weg naar de executieplaats mocht Hij zijn eigen kleren aanhouden. Dit was een concessie aan de Joodse wet die naaktloperij niet toestond. Romeinse veroordeelden moesten normaal gesproken naakt hun dood tegemoet strompelen. Jezus werd opgedragen zelf zijn kruis te dragen, dat wil zeggen: alleen de dwarsbalk. Deze was van cipressenhout en zal ongeveer tussen de dertig en vijftig kilo gewogen hebben. Hij werd met beide armen uitgestrekt aan de dwarsbalk vastgebonden, zodat het gewicht in feite rustte op de uitsteeksels van de bovenste rugwervels en de onderste nekwervels.

Als timmerman was Jezus gewend zware balken op de schouder te dragen, maar dit keer lukte het Hem niet. De weg van het Pretorium naar Golgotha, later genoemd de Via Dolorosa, was zo’n zeshonderd meter lang en kon langzaam lopend in twaalf minuten worden afgelegd. Maar de weg was smal en hellend, de bestrating slecht en bovendien perste een mensenmenigte zich er doorheen. Langs deze weg moest Jezus het zware dwarshout op zijn kapotgeslagen schouders dragen. Vermoedelijk viel Hij enige malen en kon Hij niet meer overeind komen.

Hij weigerde zich te laten bedwelmen
Tegen negen uur in de morgen bereikte de stoet Golgotha, de Schedelplaats. De soldaten gaven Jezus, voordat de spijkers werden geslagen, wijn met een pijnstillend middel erin. Maar toen Jezus ervan proefde, wilde Hij het niet drinken. Hij weigerde zich te laten bedwelmen. In Gethsemané had God Hem door een engel kracht gegeven om tot het uiterste te gaan en om helder te blijven tot het laatste moment.

Aan het kruis genageld
Aan de voet van het kruis werden de kleren van zijn lichaam getrokken. Uitgekleed voor de ogen van zijn eigen moeder en geliefden. Te schande gezet voor zijn familie moest Hij met zijn rauw gegeselde schouders op de houten dwarsbalk gaan liggen. In enkele minuten werd Hij door Romeinse soldaten aan het kruis vastgespijkerd. Het lichaam van Jezus was één bloederige massa. De huid van zijn rug was kapot geslagen, de vlijmscherpe doornen waren door de schedelhuid gedrongen waardoor zijn toch al zo verwonde gezicht helemaal onder het bloed kwam te zitten.

Bloedend aan hoofd, rug, handen en voeten zag Jezus er zo verwond uit dat velen het niet langer konden aanzien en hun hoofd afwendden. Zijn eigen moeder zou Hem niet meer herkennen: ‘Velen waren verbijsterd, zo mishandeld was Hij, zo geschonden, nauwelijks nog een mens. Door iedereen veracht en verlaten. Een man, getekend door lijden, een man, die weet wat pijn is, een man, voor wie men de ogen sluit; verguisd en niet in tel. En toch: Hij heeft onze ziekten gedragen, al ons leed op zich genomen. Maar wij zagen Hem als een uitgestotene, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd Hij doorboord, onder onze schulden vermorzeld. De straf die Hij onderging, bracht ons de vrede; de wonden die Hij opliep, brachten ons genezing’ (Jesaja 52:14 en 53:3-5, GN).

Marteling en dorst
De zes uur durende kruisiging was voor Jezus een martelende symfonie van pijn, die verergerde bij elke beweging, bij elke ademhaling. Zelfs een vleugje wind op zijn huid kon een helse pijn veroorzaken. Zijn lippen waren gescheurd. Zijn mond en keel waren zo droog dat Hij niet kon slikken. Zijn stem was zo hees dat Hij nauwelijks kon spreken. De laatste keer dat Hij iets gedronken had was tijdens de Paasmaaltijd in de bovenzaal. Sindsdien had Hij niet geslapen, was Hij de strijd met onze zonden aangegaan, was Hij geslagen, bespuugd, gegeseld en gekruisigd. En al die tijd had geen druppel vocht zijn keel verzacht. Zes uur lang hing Hij als één klomp rauw vlees aan het kruis. Nauwelijks in staat nog iets te zeggen sprak Jezus tóch de beroemd geworden woorden: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen!’ (Lucas 23:34) en uiteindelijk: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’ (Lucas 23:46).

Jezus sterft
Op Goede Vrijdag, precies om drie uur in de middag, klonk vanaf de gevelsteen van de tempel een luid bazuingeschal door heel Jeruzalem om aan te kondigen dat het paaslam was geslacht voor de zonde van het volk. Het was exact hetzelfde moment waarop Jezus aan het kruis riep dat het was volbracht. Het paaslam in de tempel en het Lam van God aan het kruis stierven deze Goede Vrijdag op hetzelfde moment. Jezus gaf een schreeuw, boog zijn hoofd en gaf zijn geest over. Niemand ontnam Jezus zijn leven, Hij gaf zijn leven vrijwillig uit liefde voor ons. Op dat moment gebeurde er iets met het grote, dikke voorhangsel dat het Heilige der Heilige verborg voor de mensen. Het scheurde van boven naar beneden als teken dat de weg naar Gods tegenwoordigheid open is voor iedereen die gelooft in het wonder van het kruis.

Vijanden van God
Doordat wij gezondigd hadden was onze relatie met God zo ernstig verstoord dat de Bijbel onze band met Hem vijandig noemde. Dat is een heftige omschrijving. Zo zegt Paulus in Kolossenzen 1:21 (GN): ‘Vroeger had u geen band met God en was u Hem vijandig gezind, zoals bleek uit uw slechte leven.’ Onze daden spreken altijd luider dan onze woorden. De manier waarop de mensheid leeft en met elkaar omgaat is zo tegengesteld aan het karakter van God. In Gods ogen is onze manier van leven vijandig aan alles wat Hij oorspronkelijk gewild en bedacht heeft. Het gaat in tegen heel zijn wezen. Hierdoor is er geen echte relatie met Hem mogelijk. Daar was en is God heel duidelijk over. Er is verzoening nodig.

Vijandschap wordt vriendschap
Het Hebreeuwse woord voor verzoening betekent dat je degene die jij iets schuldig bent, iets ter vervanging aanbiedt om de schuld af te lossen. Door deze uitwisseling kan er verzoening tot stand komen. Omdat de vijandschap door ons is veroorzaakt en wij degenen zijn die God veel verschuldigd zijn, zouden wij Hem iets moeten aanbieden om de schuld af te lossen en verzoening te bewerken. Zodat onze vijandschap omgezet wordt in vriendschap. We zouden eigenlijk op God af moeten stappen en zeggen: ‘God, we hebben besloten dat we het weer goed willen maken met U. Zeg ons maar wat we moeten doen!’ Maar wat zouden wij God kunnen aanbieden om onze relatie met Hem te herstellen? Onze goede voornemens? ‘God, we beloven dat we het nooit meer zullen doen!’ Onze voornemens zijn in de ogen van God niets waard. We kunnen Hem nog zo vaak beloven nooit meer te zondigen, het vanaf nu anders te doen; Hij weet dat we dit uit onszelf onmogelijk kunnen waarmaken. Hij weet dat dit geen haalbare kaart is. Uiteindelijk zullen we opnieuw falen en zondigen. Het zondeprobleem zal nooit vanuit onze kant kunnen worden opgelost. God wist dit. Als Schepper kent Hij ons beter dan wij onszelf kennen.

God brengt verzoening tot stand
Omdat God ons onnoemelijk liefheeft en er hartstochtelijk naar verlangt de band met ons te herstellen, deed Hij wat wij niet konden doen. Hij nam zelf het initiatief om onze vijandschap om te zetten in vriendschap. Verzoening kan alleen vanuit God tot stand komen. God heeft hemel en aarde bewogen om onze relatie met Hem te herstellen. De Bijbel zegt: ‘Vroeger waren wij vijanden van God. Maar doordat Gods Zoon zijn leven voor ons gaf, is die vijandschap veranderd in vriendschap. En omdat Jezus leeft, zijn wij voor altijd veilig. Maar daar houdt het niet mee op. Wij prijzen ons gelukkig over deze nieuwe relatie met God. En dan vooral door onze Here Jezus Christus, want Hij heeft ervoor gezorgd dat het nu weer goed is tussen God en ons’ (Romeinen 5:10-11, HB). Verzoening betekent dat God een mogelijkheid bedacht om onze schuld af te lossen. Hoewel we zijn vijanden waren gaf Jezus zijn leven voor ons, omdat God ons niet vernietigen maar redden wilde. Voor Hem was geen offer te groot om ons als zijn kinderen terug te krijgen.

De liefde van God
Er is geen grotere kracht in het universum dan de liefde van God. Kijk naar Jezus en zie Gods liefde voor jou. Woorden schieten te kort om deze liefde te beschrijven. Het is Gods onbeschrijfelijke liefde dat Jezus aan het kruis hing. Johannes – die naast Maria, de moeder van Jezus, aan de voet van het kruis stond – schreef later over dit moment: ‘God heeft ons laten zien hoe groot zijn liefde voor ons is, door zijn enige Zoon naar deze slechte wereld te sturen. Door Hem wilde God ons nieuw leven geven. De liefde waarover het hier gaat, is niet onze liefde voor God, maar zijn liefde voor ons. Daarom stuurde Hij zijn Zoon, die de straf voor onze zonden op zich heeft genomen om de verhouding tussen God en ons weer goed te maken’ (1 Johannes 4:9-10, HB). Verzoening met God is geen menselijke verdienste, maar een geschenk uit de hemel. Door Jezus kunnen we terugkeren naar de Vader in wie we alles zullen vinden waar ons hart naar verlangt.