Het derde wonder van het kruis

Toen Annas zag dat zijn verhoor mislukt was liet hij Jezus opnieuw binden en stuurde Hem naar hogepriester Kajafas, die inmiddels de Hoge Raad bij elkaar had geroepen om Jezus ter dood te veroordelen. De Hoge Raad was het hoogste rechtscollege in Israël. Het bestond uit 72 personen van wie de meesten lid waren van de twee belangrijkste religieuze groeperingen van die tijd: de Sadduceeën en de Farizeeën.

De Sadduceeën
Tot de Sadduceeën behoorden de edelen en de opperpriesters die de tempel en de eredienst beheersten. Het waren rijke, ontwikkelde mannen en stonden op goede voet met de Romeinse overheid, maar waren niet populair bij het volk. Zij hadden niets op met de rondreizende timmerman, die hen voorhield dat hoeren en tollenaars hen voor zouden gaan in Gods Koninkrijk (Matteüs 21:31).

De Farizeeën
De Farizeeën vormden oorspronkelijk een ‘opwekkingsbeweging’, maar waren vervallen tot een huichelachtige beweging van leiders die met hun vroomheid te koop liepen door hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot te maken om maar op te vallen. Het waren de Farizeeën die uitmaakten wie waardig genoeg was om tot de synagoge te worden toegelaten. Jezus vergeleek hen met witte graven: van buiten schoon, maar van binnen vol met doodsbeenderen (Matteüs 23:27).

Voor Kajafas en de Hoge Raad
Normaal kwam de Hoge Raad samen in de zogenaamde liskat hachasid (‘de kamer van de vrome’) in één van de gebouwen in de tempel. Omdat deze kamer ’s nachts niet toegankelijk was, werd Jezus naar het paleis van Kajafas gebracht. Het proces was één grote schijnvertoning. Dat Jezus zou sterven stond van tevoren al vast.

Er werden snel enkele aanklagers opgetrommeld. De getuigen die Jezus aanklaagden waren vals en spraken elkaar tegen. Er werd geen onderzoek verricht naar de juistheid van hun beweringen en er werd ook verdediging toegestaan. Uiteindelijk werden twee mannen gevonden die een ‘godslasterlijke’ uitspraak van Jezus naar voren brachten. Jezus zou de tempel, de woonplaats van God, hebben aangevallen.

Bespot, bespuugd en geslagen
Met instemming van de Hoge Raad werd Jezus in het gezicht gespuugd. Dit was in het Midden Oosten de ergste vorm van verachting en belediging. Ze deden een doek om Jezus’ gezicht, beukten erop los tot bloedens toe en vroegen Hem daarna te profeteren wie Hem in het gezicht geslagen had. Jezus werd beschimpt, bespot en belasterd. Eeuwen tevoren profeteerde Jesaja over Jezus: ‘Gewillig liet Hij zich mishandelen, geen woord kwam over zijn lippen. Hij hield zich stil, als een lam op weg naar de slachtbank, als een schaap onder de handen van scheerders’ (Jesaja 53:7, GN).

Na een nacht zonder slaap en de gigantische strijd in zijn worsteling met de zonde, moet Jezus doodop zijn geweest. Het lijden zou alleen nog maar erger worden. Zoals voorspeld was door Jesaja: ‘Mijn rug heb Ik gegeven aan wie Mij sloegen; en mijn wangen aan wie Mij de baard uittrokken; mijn gelaat heb Ik niet verborgen voor smadelijk speeksel’ (Jesaja 50:6).

‘Hij moet dood!’
Kajafas bezwoer Jezus om de waarheid te spreken. Onder ede wilde hij een antwoord op de volgende vraag: ‘Zeg ons, bent U de Messias, de Zoon van God?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het. Straks zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van God. U zult Hem ook zien terugkomen op de wolken aan de hemel’ (Matteüs 26:64, HB). Kajafas ontplofte van woede. Hij verscheurde zijn kleren en schreeuwde: ‘Hij lastert God! Hebben we nu nog getuigen nodig? U hebt allemaal gehoord wat Hij zei! Wat doen we met Hem?’ De mannen van de Hoge Raad schreeuwden: ‘Hij moet ter dood gebracht worden!’

Je geweten klaagt je aan
Voor de derde keer viel het bloed van Jezus op de aarde. En dat heeft een bijzondere betekenis. Zoveel christenen weten dat God hun zonden vergeven heeft. Zij geloven ook dat de aanklacht van de boze in hun leven moet verstommen, maar toch blijven ze met schuldgevoelens rondlopen. Hoe is dit mogelijk? Wel, het is niet alleen de boze die jou aanklaagt. Ook je eigen geweten klaagt je van binnenuit aan, waardoor jij je schuldig voelt. Zo zei koning David in Psalm 51:5: ‘Ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen.’

Zonder dat David het wilde, zag hij steeds weer in gedachten voor zich hoe hij met Bathseba overspel pleegde en hoe hij haar man Uria de dood instuurde. Hier was geen sprake van een aanklacht van de boze. Het was Davids verontreinigde geweten dat hem aanklaagde. Daarom riep David het uit naar God: ‘Let niet op mijn zonden, wis mijn fouten uit. Mijn God, maak mijn hart zuiver en mijn geest standvastig’ (Psalm 51:11-13).

Wat is je geweten?
Het bloed van Jezus vergeeft al je zonden, verlost je van de aanklacht van de boze en reinigt bovendien je geweten dat jou van binnenuit aanklaagt: ‘Zijn bloed zal ons geweten zuiveren, zodat we niet meer een leven leiden dat op de dood uitloopt, maar de levende God kunnen dienen’ (Hebreeën 9:14, GN).

Maar wat is je geweten eigenlijk? Het Griekse woord suneidesis betekent ‘samen met iemand anders weten’. God heeft je een geweten of bewustzijn gegeven waarmee je van nature aanvoelt of iets in orde is of niet. Het is het door God gegeven onderscheidingsvermogen om niet het verkeerde te doen. Je kunt het jouw persoonlijke, door God ingebouwde alarmcentrale noemen.

De bijbelse definitie van je geweten is dat je ‘besef van zonde hebt’ (Hebreeën 10:2) en dat je ‘rekening met God houdt’ (1 Petrus 2:19). Door te zondigen werd je geweten besmet, zodat je het van nature allemaal niet zo goed meer kunt aanvoelen. Paulus zegt dat mensen die volharden in hun zonde in hun geweten gebrandmerkt worden. Hun geweten wordt het zwijgen opgelegd: ‘Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn’ (1 Timoteüs 4:1-2). Je geweten wordt door de zonde als het ware verdoofd, afgestompt en minder gevoelig om het goede van het kwade te onderscheiden. Dit heeft je besef van God en wat zonde in je leven doet negatief beïnvloed (1 Korintiërs 15:34). Het is een proces waarin je langzaam maar zeker steeds verder van een zuiver Godsbesef bent weggegleden.

Jouw geweten gereinigd
Het Griekse woord voor ‘geweten’ mag je ook vertalen met ‘bewustzijn’. In je bewustzijn zijn de herinneringen aan de zonde opgeslagen. Zo worden bijvoorbeeld onreine beelden op je netvlies gebrand. Wat je met je ogen één keer ziet, kan in je herinnering wel duizend keer terugkomen. Deze herinneringen aan de zonde kunnen je achtervolgen – in de vorm van nachtmerries, herbelevingen en flashbacks, zoals ook koning David heeft ervaren. In Psalm 51:5 zegt hij: ‘Steeds opnieuw gaan mijn gedachten terug naar deze daad, waarmee ik van uw pad afweek.’ Davids verleden achtervolgt hem. Zonder dat hij het wil, ziet hij in gedachten weer voor zich hoe hij met Bathseba overspel pleegt en Uria, haar man, de dood instuurt. Een andere vertaling verwoordt het zo: ‘Steeds opnieuw gaan mijn gedachten terug naar deze daad, waarmee ik van uw pad afweek’ (HB). Het is Davids verontreinigde geweten dat hem aanklaagt. Hij wordt er doodmoe van. David roept het dan ook uit naar God: ‘Let niet op mijn zonden, wis mijn fouten uit. Mijn God, maak mijn hart zuiver en mijn geest standvastig. Stuur mij niet van U weg. Blijf mij bezielen, dat ik weer vreugde voel om wat U met mij voorheeft. Maak mij daartoe bereid’ (Psalm 51:11-14, GN).

Door het wonder van het kruis kan God je geweten reinigen, zodat negatieve herinneringen aan je zondige verleden – in de vorm van flashbacks, nachtmerries en herbelevingen – je niet langer zullen achtervolgen. Je krijgt een rein geweten, waardoor je de stem van God beter gaat verstaan om Hem met vreugde te dienen.