De Heer is mijn herder!

Als een herder nieuwe schapen kocht, dan merkte hij deze door hun oor in te kerven met een mes. Elke herder had een eigen merkteken waardoor je kon zien van wie het schaap was. Zo’n schaap bleef de rest van zijn leven eigendom van die herder. David wist uit eigen ervaring dat het lot van een schaap bepaald wordt door de eigenaar. Een goede herder waakt over zijn schapen. Geen werk is hem te veel. Vroeg in de morgen inspecteert hij de schapen om te zien of het goed met ze gaat. Hij wil weten of ze geen gebrek lijden. Hij doet zijn best om hen de allerbeste weidegronden en het helderste water te geven. Hij zal zijn schapen beschermen tegen weer en wind, tegen roofdieren en dieven. ’s Nachts slaapt hij met één oog en twee oren open. Bij elke dreiging van gevaar springt hij op om zijn kudde te beschermen. David zegt dat God zo herder is. Zo wil God voor ons zijn.
Max Lucado schrijft in zijn boekje Veilig in zijn armen: ‘Wat je nodig hebt is een God die honderden miljarden sterren in ons melkwegstelsel kan plaatsen en honderden miljarden melkwegstelsels in het universum. Je hebt een God nodig die twee handen vol vlees kan omvormen tot 75 à 100 miljard zenuwcellen, elk met tienduizend verbindingen naar andere zenuwcellen, dit in een schedel kan stoppen en dit hersenen noemt. En je hebt een God nodig die – ook al is Hij onvoorstelbaar machtig – tot je komt in de zachte avondkoelte, je aanraakt en verfrist als een lichte voorjaarsregen. Je hebt een Jahweh nodig. En volgens David heb je er een. Hij is jouw herder.’
God zegt tegen jou: ‘Ik ben de herder. Jij weet niet wat er komen gaat en dat hoef je ook
niet te weten. Je hoeft niet bang te zijn, want Ik weet de weg. Het is jouw taak om te volgen waarheen Ik je leid. Ik zal je op plaatsen brengen waar je nooit eerder bent geweest.’
