De laatste 18 uur

Getuigenis Corlien Doodkorte

Ik heb een gesprek in een modezaak. De verkoopster is een vrolijke, kordate vrouw. Ze helpt me met kiezen en aankleden en we raken aan de praat. Ze vraagt of ik op vakantie ben. Ik vertel dat ik in de buurt in mijn caravan zit, omdat ik een boek over wonderen aan het schrijven ben. Dat maakt haar nieuwsgierig. Ze vraagt hoe ik daar zo bij kom en of ik zelf soms een wonder heb meegemaakt. Ik vertel dat ik voor negentig procent genezen ben van Parkinson. Ze kijkt me nieuwsgierig aan. ‘Hoe kan dat? Waar doen ze dat? Echt waar?’ We praten wat over geloven in God. Ze heeft er niets mee, maar gelooft wel dat er bijzondere dingen kunnen gebeuren. Als ik vertel dat ik geloof dat God dit wonder heeft gedaan zegt ze: ‘Ja, ja, begrijp me niet verkeerd hoor, ik gun het jou van harte, maar hoe zit dat dan? Ik heb een goede vriendin, ze is net als jij nog jong en heeft ook Parkinson. Verschrikkelijk! Ze kan heel veel niet meer, het is echt erg hoor! Dat is toch niet eerlijk? Waarom jij wel en zij niet?’ Ze raakt me. ‘Ik weet dat ook niet,’ zeg ik haar. ‘Ik ben God niet.’ Ik glimlach wat verlegen. Ze snapt het wel, maar … Wat vind ik dit lastig. Ik zou haar graag hoop geven, maar heb geen woorden. Meer antwoord heb ik niet voor haar en ik voel me met veel te korte armen staan. ‘God houdt van alle mensen en Hij is er voor iedereen, dat geloof ik. Waarom Hij doet wat Hij doet weet ik ook niet, maar je kunt het Hem wel vragen. Ook voor je vriendin.’ Ze kijkt me lachend en wat sceptisch aan. ‘Maar wat erg voor je vriendin,’ zeg ik. ‘Ja,’ zegt ze, ‘ik snap het niet, echt niet, maar geniet er maar van!’ We nemen afscheid en ze kijkt me na tot ik de deur uit ben. Ik steek mijn hand op en grijns. Met een hoofd vol watten en heen en weer vliegende gedachten ga ik naar huis.

‘Waarom jij wel en mijn moeder, zus, vader, vriend niet?’ Bijna iedereen die ik over dit wonder spreek, vraagt zich dit af. Ik ook. Ik zit ermee, want ik gun iedereen gezondheid en wil niemand pijn doen of jaloers maken. ‘Als er dan een God is die dit doet, dan kiest Hij ze wel uit zeg. Ik vind het niet eerlijk,’ zeggen verschillende mensen tegen me. Het lijkt tenslotte ook oneerlijk. Ik vraag me af of het om eerlijkheid gaat als je genezen wordt. Het feit dat je gezond bent gaat ook niet over eerlijk of oneerlijk. Ik geloof niet dat ik recht heb op gezondheid, of dat het onrecht is als ik ziek ben.

Ik heb wel heel wat keertjes gedacht: ‘Nou Heer, U had het wel een beetje beter kunnen verdelen. Ik vond dat het wel genoeg geweest was. Meer dan genoeg. Ik had drieëntwintig jaar reuma gehad, twee keer borstkanker, een hartinfarct en Parkinson. ‘Mag ik even vragen hoe U dat ziet? Waarom U dat toelaat?’ Natuurlijk vroeg ik me dat af. Waarom zoveel? Dat vooral. En waarom allemaal van die levensbedreigende ziektes?

Ik vind het een wonder als je gezond bent. Echt een wonder. Als je kijkt naar hoe je lichaam werkt, dan is het heel bijzonder als alles goed werkt. Maar waarom ik? Ik weet het ook niet. Ik weet niet hoe God denkt en waarom Hij doet wat Hij doet. Daarvoor is Hij veel te groot. Hij hoeft mij niet uit te leggen wat zijn werkwijze is, of wat zijn plannen zijn, en waarom Hij hier wel ingrijpt en ergens anders misschien niet. Het zou wel fijn zijn als ik dat allemaal zou weten. En waarom bij mij wel? Ik heb geen idee.

Om een ding kan ik niet heen: in mijn situatie heeft God ingegrepen. Niet de neuroloog, niet de medicijnen, maar God. Als directe reactie op het bidden van een man die ik niet kende. Geen gebedsgenezer, maar een gewoon medemens die geloofde dat God nog steeds wonderen doet en mensen wil genezen. Een man die in zijn hart voelde dat hij voor mij moest bidden, terwijl hij heel ergens anders in de conferentiezaal zat. Dat is toch onwaarschijnlijk mooi? Iedereen om me heen had voor me kunnen bidden. Trouwens, dat deden ze ook. We zullen dus nooit weten wiens gebed er nou precies is verhoord. Maar deze man voelde zich geroepen en ging. Dat moet je maar durven: op iemand afstappen die doodziek in een rolstoel zit en vragen of je voor haar genezing mag bidden. Ik heb gezien dat hij daar niet zo mee bezig was. Hij geloofde gewoon, ging voor me bidden en vertrok weer. Hij had groot vertrouwen. Voor mij is hij een voorbeeld van gaan in geloof en luisteren naar Gods leiding en stem. Een voorbeeld van lef en vrijmoedigheid.

Ik zat in een zaal met vijftienhonderd mensen. Mensen die vol verwachting waren dat Jezus mensen wilde genezen. Mensen die hartstikke ziek waren, maar ook mensen die net iemand verloren hadden en mensen die met argusogen volgden wat er gebeurde. Ik zat daar totaal niet met de verwachting dat ik zou kunnen genezen en liet alles over me heen komen. Maar ik had wel hoop en was benieuwd wat er ging gebeuren. Ik stond open omdat ik zo geraakt was door het onderwijs over de geseling van Jezus. Het waarom ervan en het ‘in zijn striemen hebt u genezing ontvangen.’ Wat een liefde voor ons! Dat troostte mij en zo zat ik er. Ik wist uit eerdere conferenties dat er altijd wonderen gebeuren op zulke dagen. Dat had ik vaak genoeg meegemaakt. Dat God mij wel eens zou kunnen genezen kwam niet in me op. Ik had immers de overtuiging dat Parkinson een ongeneeslijke ziekte was?

Ik geloof dat God te vertrouwen is. Dat heb ik tijdens mijn ziek zijn ontdekt. Als ik niet meer wist waar ik het zoeken moest, waren het niet de mensen om me heen die me konden helpen. Zij waren er voor mij met al hun liefde en zorg. Ze deden wat ze konden. Maar op de diepste eenzame stukken konden ook zij mij niet helpen. Zij konden me niet dragen, terwijl ik dat wel nodig had. Ik merkte dat God er was in de diepste rotsspleten waar ik vastgeklemd zat, met een draagkracht die niemand me kon geven. Daar was Hij! Hij zocht mij op. Het is moeilijk uit te leggen, maar ik weet dat God er was. Dat maakte dat ik vertrouwen in Hem had.

In de vele jaren dat ik ziek was, dacht ik wel eens: ‘Waarom ik?’ Waarom zijn er zoveel mensen die kunnen doen wat ze willen? Ze kunnen sporten en hoeven nooit na te denken bij wat ze zullen doen. En of ze dat die dag wel kunnen doen. Wat me ook geweldig leek: nooit medicijnen hoeven in te nemen, niet hoeven nadenken over het op tijd bijbestellen van recepten. Of reisgidsen bekijken en er niet op hoeven letten of er trappen of steile weggetjes zijn bij je appartement of hotel. Ik weet nog hoe verbaasd ik was toen ik mijn fysiotherapeut, die me behandelde voor hardnekkige migraine, vroeg: ‘Heb jij wel eens hoofdpijn?’ Dat hij antwoordde: ‘Nee, gelukkig niet! Ik weet niet wat dat is!’ ‘Meen je dat?’ ‘Ja, sorry!’ zei hij. Of: ‘Ben jij wel eens onder narcose geweest?’ ‘Nee!’ Ik wist niet wat ik hoorde. Ik geloofde haast niet dat dit ook bestond. Mijn fysiotherapeut hoefde nooit na te denken over wat hij wel of niet kon. Hij leefde gewoon, was gezond, werkte fulltime en had dan ook nog energie voor sport en hobby’s en ging op vakantie waarheen hij maar wilde. Ik moest over elke activiteit nadenken. Ja, zelfs over elke handeling, zoals de kraan opendoen en bedenken hoe ik mijn handen moest bewegen om mijn tanden te poetsen. Nadenken over omdraaien in bed, nadenken bij het lopen, nadenken bij de bocht nemen, nadenken over hoe je moet roeren met een pollepel.

Heel wat tranen heb ik gelaten uit onmacht, boosheid en verdriet, omdat ik ziekte op ziekte kreeg. En elke keer weer vroeg ik aan God: ‘Wat wilt U hiermee?’ Veel vragen verstomden simpelweg omdat ik te ziek werd. Ik had me er voor een groot deel bij neergelegd dat het was zoals het was. Ik was daar volkomen rustig over. Ik verlangde op een gegeven moment niet meer naar antwoorden. Ik wist dat God die antwoorden had en dat was genoeg. Ook geloofde ik dat Hij er een bedoeling mee had. God was heel dichtbij me en ik voelde me ondanks alles rijk, rustig, blij en in goede handen. Gezegend en gedragen. Dus waarom zou ik steeds die vragen stellen? Nu, na dit wonder, begint mijn strijd met ziekte en gezondheid en het waarom van lijden opnieuw.

‘Waarom jij wel?’ Ik heb niets bijzonders gedaan. Ik ben niet geloviger dan anderen. Ik bid ook niet beter dan anderen. Ik heb net zo min als wie dan ook zo’n groot cadeau verdiend. Soms dacht ik juist: ‘Nou, dit heb ik eigenlijk best eens verdiend, ik heb lang genoeg geleden!’ Maar ik vraag me af of ik het van die kant moet bekijken. Of het gaat om wat we verdienen. Of dat het gaat om Wie het geeft? Ik geloof dat het daar om draait. Om Degene die me dit geeft. Ik geloof dat God zich door dit wonder wil laten zien. Niet omdat Hij mij zo bijzonder vindt. Wel omdat Hij zichzelf zo zichtbaar kan maken. Tja, waarom ik dan wel? Ik weet het niet en ik denk dat ik het nooit zal weten. Ik geloof dat God een plan heeft met mij en met iedereen.’

Contactgegevens

Stichting Vrij Zijn
Adres: Industriestraat 1, 7122 AP Aalten
Telefonisch bereikbaar:
(Van maandag tot en met vrijdag van 9:00-12:30 uur)
Telefoon: 0543 473696
E-mail: info@vrijzijn.nl