Een Koning met een herdershart

Het thema van de herder die zijn volk voorgaat, verzorgt en beschermt, komt vaker voor in de psalmen. In Psalm 78 wordt God beschreven als een herder die voor zijn schapen zorgt. God liet zijn volk als een kudde schapen wegtrekken uit Egypte op weg naar het beloofde land. Op deze tocht heeft God hen als een herder geleid. Zij hoefden niet bang te zijn. In zijn nabijheid waren ze veilig. Ze konden niet meer achtervolgd worden, omdat de vijand in de zee was omgekomen. God bracht hen naar zijn heilig grondgebied om hen tot een koninkrijk van priesters te maken: ‘Zijn volk liet Hij wegtrekken als een kudde, Hij voerde hen door de woestijn als schapen en geiten. Hij leidde hen veilig, zij hadden niets te vrezen’ (Psalm 78:52-53).

God is Koning met een herdershart. Deze bediening van herder-koning werd door God aan David toevertrouwd. Psalm 78 eindigt zo: ‘Gods keuze viel op David, zijn dienaar. Hij riep hem weg bij de schapen, haalde hem achter de zogen- de ooien vandaan en maakte hem herder van Jakob, zijn volk, van Israël, zijn eigen bezit. Hij was een herder met een zuiver hart, met vaste hand heeft hij hen geleid’ (Psalm 78:70-72). God wilde dat David koning zou zijn met een herdershart. De herderkoning van Israël mocht een schaduwbeeld zijn van de Herder-Koning in de hemel die voor jou zorgt, waar je ook bent. God zegt ook tegen jou: ‘Ik vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift’ (Jesaja 49:15-16). Bij Hem ben je altijd veilig!

Uit: U bent altijd bij mij