Hij loopt voor de kudde uit

Schapen zijn gewoontedieren. Wanneer ze aan zichzelf overgelaten zijn, grazen zij op dezelfde heuvels door totdat deze kaalgevreten zijn. Met hun poten graven ze zelfs de wortels uit en vreten alles op, waardoor de grond verandert in een woestenij. Sommige van de beste weidegronden zijn verwoest door overbegrazing, slecht beheer en onverschilligheid of onwetendheid van de eigenaars van de schapen.

Een wijze herder kent zijn verantwoordelijkheid door ervoor te zorgen dat zijn schapen een weide niet overbegrazen, maar verder geleid worden van de ene plaats naar de andere. Een goede herder heeft een graasplan. Een schema dat aangeeft welk stuk grond wanneer en hoelang begraasd kan worden. Een gezonde kudde valt of staat met zo’n plan.

De Goede Herder leidt zijn schapen via de rechte sporen naar nieuwe grazige weiden. Iedereen zal zien dat de Goede Herder de beste herder is! Het smalle pad dat naar de nieuwe weidegronden leidt is niet gemakkelijk en niet ongevaarlijk. De schapen kunnen op gladde plaatsen uitglijden of van een berghelling neerstorten.

Daarbij komt dat schapen vergeleken met andere dieren een slecht oriëntatievermogen hebben. Daarom loopt de herder voor de kudde uit en klopt hij met zijn herdersstaf op de grond. Deze kloptekens helpen de schapen om zich te oriënteren, ook in het donker. Dan weten ze: we zijn op de juiste weg, de herder is dichtbij ons. Hij leidt ons en neemt ons bij de hand.

Nooit heeft de Goede Herder verkeerde bedoelingen of oneerlijke motieven. Hij kiest rechte sporen. Hij is de herder waar je heel dichtbij wilt zijn.

Uit: U bent altijd bij mij