Je bent het poppetje in Gods ogen

Door het wonder van het kruis mogen wij God vrijmoedig onder ogen komen. We hoeven nooit bang te zijn dat Hij ons afwijst. ‘God heeft ons niet zijn Geest gegeven om weer bange slaven van ons te maken. Nee, God heeft ons zijn Geest gegeven om van ons zijn kinderen te maken. En als Gods kinderen bidden wij: ‘Abba, Vader!’ (Romeinen 8:15, BGT). Als David in gebed voor Gods troon verschijnt, dan vraagt hij Hem te bewaren als zijn oogappel: ‘Bewaar mij als uw oogappel, verberg mij onder de schaduw van uw vleugels’ (Psalm 17:8, HSV). Letterlijk zegt hij in het Hebreeuws: ‘Bewaar me als de dochter in uw oog.’ In de Latijnse bijbelvertaling staat pupilla. Daar is ons woord ‘poppetje’ van afgeleid. Als je iemand diep in de ogen kijkt, dan zie je een poppetje. Je ziet jezelf in het klein. Het glinsterende oog tegenover je heet je welkom. Zo is het als jij in de ogen van God kijkt. Jij bent voortdurend op zijn netvlies, omdat Gods ogen altijd op je zijn gericht. Jij hebt niet alleen in Gods hart, maar ook in Gods ogen een plekje gekregen.
Jij bent zijn oogappel: het poppetje in zijn ogen, dat met de grootste zorg wordt beschermd.

