Wie ben ik als niemand naar mij kijkt?

Iedereen is op zoek naar goedkeuring, aanvaarding en bevestiging. Net als water is dit een levensbehoefte voor ons allemaal. We willen antwoord op de drie belangrijkste vragen in het leven: Ben ik geliefd? Ben ik geaccepteerd? En ben ik van waarde? Maar op welke manier wordt onze dorst naar ‘er te mogen zijn’ gelest?

De Samaritaanse vrouw uit Sichar had er alles voor over om geliefd te zijn. Omstandigheden in het leven hadden haar gevormd tot wie ze was. Ze had zich aan zes verschillende mannen gegeven om zich geliefd en aanvaard te weten. Maar deze relaties hadden haar niet gebracht wat ze gehoopt had. De inwoners van Sichar roddelden over haar, zodat ze op het heetst van de dag bij de Jakobsbron – ver buiten de stad – water moest putten. Dat deed ze om de mensen te ontlopen.

Daar bij die bron wachtte Jezus op haar. Hij kende haar chaotische liefdesleven, haar onverzadigbare zucht naar liefde en zei tegen haar: ‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat Ik geef, zal in hem een bronworden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft’ (Johannes 4:13-14).

Jezus beweert dat Hij haar water kan geven dat werkelijk haar dorst zal lessen. Hij weet dat deze vrouw moeite heeft om lief te hebben en te worden bemind zoals ze diep van binnen verlangt. In het gesprek is de vrouw heel openhartig. Ze legt tegenover Jezus al haar reserves af. In de nabijheid van Jezus durft ze zichzelf te zijn. ‘Geef mij dat water, Heer,’ zegt ze, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben.’

Eigenlijk weten we best dat alleen de Goede Herder onze dorst kan lessen. De bronnen van de wereld kunnen ons verlangen naar goedkeuring, aanvaarding en bevestiging nooit verzadigen. Toch hebben we allemaal ons heil in ‘aardse bronnen’ gezocht. In ons uiterlijk: als ik er goed uitzie word ik bewonderd. In onze prestaties: als ik succesvol ben word ik gewaardeerd. En in onze sociale status: als ik mijn doelen heb bereikt word ik erkend. Maar wie ben ik als ik mijn werk of mijn gezondheid verlies? Wie ben ik als niemand naar me kijkt?

Uit: U bent altijd bij mij