‘Jullie moeten je vroegere manier van leven afdanken, zoals je een stel oude kleren afdankt. Jullie oude manier van leven léék jullie wel gelukkig te maken, maar in werkelijkheid werden jullie erdoor bedrogen.’ (Efeze 4:22)

De apostel Paulus schrijft: ‘Jullie moeten je vroegere manier van leven afdanken, zoals je een stel oude kleren afdankt. Jullie oude manier van leven léék jullie wel gelukkig te maken, maar in werkelijkheid werden jullie erdoor bedrogen. Want uiteindelijk bracht het jullie alleen maar de dood. Maar nu kunnen jullie je leven veranderen door een nieuwe manier van denken. Dat nieuwe leven trek je aan, zoals je een stel nieuwe kleren aantrekt. God heeft nieuwe mensen van jullie gemaakt. Nieuwe mensen die op Hem lijken. Mensen die helemaal zijn vrijgesproken van schuld en die nu bij God horen’ (Efeze 4:22-24, BB).

Letterlijk zegt Paulus dat we, om het huis van de Vader binnen te gaan, onze ‘oude mens moeten afleggen’ en dat we ‘de nieuwe mens moeten aantrekken’. Om deze beeldspraak van Paulus te begrijpen moeten we terug naar de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Hier wordt beschreven hoe het eerste mensenpaar zich in Gods tegenwoordigheid veilig voelde. Adam en Eva waren geschapen naar Gods beeld. In alles weerspiegelden zij de goedheid en de grootheid van God. Ze waren prachtig. God had hen geschapen met een vrije wil om hun Schepper lief te hebben. Ze waren open en eerlijk tegenover God en naar elkaar.

Maar nadat ze gezondigd hadden werden hun ogen geopend. Ze ontdekten dat ze naakt waren. Het gewaad van de onschuld was verdwenen. Zij begonnen zich schuldig te voelen en kleedden zich tevergeefs met vijgenbladeren om hun naaktheid te bedekken. Toen God Adam in zijn ellende opzocht, verborg Adam zich omdat hij zich toch nog steeds naakt voelde. God bracht daarop het eerste offer en bekleedde Adam en Eva met dierenvellen om hun naaktheid te bedekken. Het is een eerste profetische verwijzing naar ‘het beste kleed’ waarmee de verloren zonen en dochters van Adam omhuld zouden worden.

De zonen van Adam en de dochters van Eva verbergen zich nog steeds achter van alles en nog wat om zich te beschermen tegen het kwaad in de wereld. De grapjas verstopt zich achter een masker van overal grappen over maken. De betweter verschanst zich achter de deur van zijn eigen gelijk. Met z’n allen verschuilen we ons achter onze redeneringen en onze onmacht. Massaal verbergen we ons achter computers, kranten, tijdschriften,

Netflix en perfect pictures op Instagram. Christenen kruipen weg achter dikke kerkmuren voor de boze buitenwereld. ‘Wij zijn allen bevuild. Smerig zijn onze beste daden, smerig als met bloed bevlekte kleren’ (Jesaja 64:5, GN).

Ondertussen zijn we – net als de jongste zoon – onszelf kwijtgeraakt en zoeken we onze identiteit in wat we doen, in wat we hebben of kunnen, in wat anderen van ons zeggen, in hoeveel we weten of hoe we eruitzien. Diep vanbinnen overheerst het gevoel dat we er niet toe doen en dat we niet belangrijk zijn. We lopen rond in de vodden van onze zonden. Op zoek naar een plek waar we kunnen schuilen.

Uit: Live in Love