‘Want God nam Christus die geen zonde gedaan had en belastte Hem met onze zonden. In ruil daarvoor rekent God de rechtvaardigheid van Christus ons toe’ (2 Korinthe 5:21, HB).

De grote kerkhervormer Maarten Luther worstelde net als ik een groot deel van zijn leven met de vraag hoe hij door God goedgekeurd en aanvaard zou kunnen worden. Na zijn rechtenstudie was hij het klooster ingegaan om zo zuiver mogelijk te leven. Maar dat lukte hem niet. In zijn eerste dagen als monnik putte hij zijn biechtvaders uit door urenlang zelfonderzoek naar minuscule zonden en ongezonde gedachten, uit angst dat hij misschien zou sterven zonder dat hij al zijn zonden beleden had.

‘Mijn zoon, God is niet kwaad op u, u bent kwaad op God,’ zei een van de priesters tegen hem. Zijn biechtvader had het goed gezien. Luther was kwaad op God omdat hij het gevoel had dat hij nooit aan Gods eisen kon voldoen om goedgekeurd en aanvaard te worden. Het was onder meer deze tekst van Paulus die Luther de ogen opende: ‘Want God nam Christus die geen zonde gedaan had en belastte Hem met onze zonden. In ruil daarvoor rekent God de rechtvaardigheid van Christus ons toe’ (2 Korinthe 5:21, HB).

Deze waarheid zorgde voor een geestelijke doorbraak in zijn leven. Luther noemde dit de vrolijke ruil: aan het kruis maakte Jezus zich één met onze zonden én met Gods oordeel over onze zonden; in ruil daarvoor mogen wij ons nu eenmaken met Hem, zodat de heilige God ons in Christus aanneemt als zijn geliefde kinderen. Na deze ontdekking bad Luther: ‘Here Jezus Christus, U hebt op U genomen wat van mij is, en mij gegeven wat van U is. U hebt op U genomen wat U niet was, en hebt mij gegeven wat ik niet was.’ Luther noemde dit ook wel de zalige ruil: Hij onze hel, wij zijn hemel. Hij onze schuld, wij zijn vrijspraak. Hij onze ongerechtigheid, wij zijn gerechtigheid. Hij onze dood, wij zijn leven.

Door het onderwijs van Paulus ontdekte Luther dat hij Gods gerechtigheid helemaal verkeerd had begrepen. Hij ontdekte dat wij ‘in Christus’ niet rechtvaardig worden gemaakt, maar rechtvaardig worden verklaard: ‘Zoals de ongehoorzaamheid van Adam tot gevolg had dat de mensen zondaars werden, is het gevolg van de gehoorzaamheid van Christus dat tallozen rechtvaardig worden verklaard’ (Romeinen 5:19, HB).

‘U bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1 Korinthe 6:11, NBV). God eist geen rechtvaardig leven, maar geeft ons een rechtvaardig leven! Rechtvaardig zijn betekent dat God je in eenheid met Christus helemaal heeft goedgekeurd en aanvaard als zijn geliefde kind. De Heidelbergse Catechismus zegt het zo: ‘God rekent mij de gerechtigheid en heiligheid van Christus toe, als zou ik nooit zonde hebben gehad of gedaan.’

Toerekenen betekent dat je er niets voor hebt gedaan en het helemaal cadeau krijgt. Paulus zegt: ‘Dankzij Jezus Christus ziet God ons als goede mensen. Dat is Gods grote geschenk voor ons’ (Romeinen 5:17 BGT). Andere vertalingen noemen dit ‘het geschenk van gerechtigheid’. Het is dus niet jouw gerechtigheid, maar zijn gerechtigheid: omdat Jezus door God is goedgekeurd en aanvaard, ben jij in eenheid met Hem ook goedgekeurd en aanvaard. Gods genade verandert je van een zondaar die gevangen zat in zijn zondige natuur in een rechtvaardige die ‘in Christus’ deel krijgt aan zijn goddelijke natuur.

Uit: Live in Love