‘Ik kan van Mijzelf niets doen. Ik zoek niet mijn wil, maar de wil van de Vader, die Mij gezonden heeft’ (Johannes 5:30).

Als Paulus ons oproept om ons open te stellen voor de werkingen van Gods Geest, legt hij tegelijkertijd uit dat God zelf bepaalt wanneer en aan wie Hij welke gaven van de Geest geeft. Het initiatief ligt altijd bij God en nooit bij de mens.

Derek Prince schrijft: ‘God geeft het of houdt het terug, zoals Hij wil. De gave van geloof werkt op dezelfde manier als alle andere bovennatuurlijke gaven, waarover Paulus zegt: Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals Hij wil (1 Korintiërs 12:11, NBV).

Dit sleutelgedeelte aan het eind, zoals Hij wil, betekent dat God zelf beoordeelt wanneer en aan wie Hij elk van de gaven geeft. Het initiatief ligt bij God – niet bij de mens. Dit was zelfs hoe het ging in de bediening van Jezus. Hij vervloekte niet elke vijgenboom zonder vruchten, Hij maande niet elke storm tot kalmte, riep niet iedere dode uit het graf en liep ook niet altijd op het water. Jezus liet doelbewust het initiatief in handen van zijn Vader.

In Johannes 5:19 zegt Hij: De Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier (NBV). Het initiatief lag nooit bij Jezus zelf, maar altijd bij zijn Vader: I do not speak on my own initiative, but the Father abiding in Me does his works (Ik spreek niet op eigen initiatief, maar de Vader die in Mij woont, doet zijn werk.) (Johannes 14:10, NASB).

Wij mogen leren om net zo eerbiedig en zorgvuldig te zijn in onze relatie met de Vader als Jezus was. Het is niet aan ons om de gave van geloof te gebieden; ook is ze niet bedoeld om onze eigen verlangens en ambities te bevredigen. De gave van geloof wordt door God gegeven, om dingen te bewerken die passen in Gods eigen, eeuwige plan. We mogen en kunnen dit initiatief niet afdwingen.’

Jezus trad nooit eigenmachtig op. Hij stemde in alles wat Hij deed af op zijn Vader in de hemel en deed nooit iets buiten Hem om. Hij zei: ‘Ik kan van Mijzelf niets doen. Ik zoek niet mijn wil, maar de wil van de Vader, die Mij gezonden heeft’ (Johannes 5:30). Dit betekent dat Jezus voortdurend handelde in overeenstemming met de wil van zijn Vader. Hij zei tegen zijn discipelen: ‘Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem die Mij gezonden heeft en zijn werk volbreng’ (Johannes 4:34).

Tegen de Farizeeën zei Hij: ‘Pas als jullie Mij aan het kruis gehangen hebben, zullen jullie begrijpen dat Ik de Mensenzoon ben. En dat Ik niets uit mezelf gedaan heb. Want Ik vertel jullie wat de Vader Mij geleerd heeft. De Vader die Mij gestuurd heeft, is bij me. Hij laat Me nooit alleen, omdat Ik altijd doe wat Hij wil’ (Johannes 8:28-29, BGT). Zoals Jezus zei dat Hij niets zonder zijn Vader kon doen, zo zegt Jezus tegen ons dat wij niets zonder Hem kunnen doen: ‘Los van Mij kunnen jullie niets’ (Johannes 15:5, WV).

Onthoud dat het initiatief altijd bij God de Vader ligt, maar Hij vindt het heerlijk als jij je hiervoor openstelt (1 Korintiërs 14:1). Het gevaar ligt immers op de loer dat we passief gaan zitten afwachten totdat God zich aan ons openbaart, terwijl Hij wil dat we Hem actief verwachten en ons uitstrekken naar meer.

Uit: Groeien in geloof