Lucas – de arts onder de evangelisten – zet opnieuw een vrouw in de schijnwerpers. Hij is de enige die dit aangrijpende verhaal vertelt: een scène in de synagoge waar Jezus een vrouw ontmoet die al achttien jaar gebukt gaat onder een slopende kwaal. Haar rug is krom, haar lichaam geknakt. Rechtop staan – de wereld in de ogen kijken – is voor haar onmogelijk. Toch laat ze zich niet weerhouden. Ondanks haar pijn vindt ze haar weg naar de synagoge, een plek waar ze troost en hoop zoekt.

In Jezus’ tijd zijn vrouwen wel aanwezig in de synagoge, maar hun rol is beperkt; bijna onzichtbaar. Mannen staan centraal: zij leiden de dienst, lezen uit de Thora en spreken de zegeningen uit. Vrouwen zijn toehoorders, stille aanwezigen aan de zijlijn. Ze hebben geen stem. Ze hebben geen gezag. Hoewel er geen harde bewijzen zijn dat synagogen in Jezus’ dagen al strikt gescheiden ruimtes hadden voor mannen en vrouwen – zoals later in sommige Joodse tradities – wijzen historici op een informele scheiding. Vrouwen zitten apart, misschien aan de rand van de ruimte of op een galerij, uit het zicht, om de aandacht niet af te leiden van de eredienst.

Verscholen in een hoekje zit deze naamloze, kromgebogen vrouw. Door mensen wordt ze met een scheef oog bekeken. Maar Jezus ziet haar en onderbreekt zelfs zijn preek voor haar. Hij roept haar naar voren, bevrijdt en geneest haar in een ogenblik. Letterlijk en figuur lijk richt Hij haar op. Maar Hij doet nog iets. Hij spreekt haar aan als ‘dochter van Abraham’. Deze woorden zijn revolutionair. Nooit eerder werd een vrouw zo aangesproken. Het is een titel die normaal is voorbehouden aan Joodse mannen, een verwijzing naar hun plaats in Gods verbond. Maar Jezus breekt met deze traditie. Een erkenning van haar waardigheid. Dit is geen kleinigheid. Bovendien wordt in die tijd ziekte vaak gezien als een straf van God of een teken van onreinheid – waardoor mensen worden verstoten uit de gemeenschap. Jezus veegt deze gedachte van tafel. Door haar een ‘dochter van Abraham’ te noemen, maakt Hij duidelijk dat ook zij thuishoort in Gods verbond met Abraham. Haar lijden maakt haar niet minder. In Gods ogen is zij een volwaardige erfgenaam van zijn beloften, een kind van het verbond. Lucas maakt duidelijk hoe Jezus naar vrouwen kijkt. Voor Jezus zijn vrouwen geen voetnoot in het verhaal van God. In zijn ogen zijn zij essentieel in Gods verhaal met de wereld. Hij tilt hen op, geeft hen een stem en kroont hen met een waardigheid die tijd noch traditie kan wegnemen.

Uit: Zeven vrouwen die Jezus volgden